Beheerders en eigenaren van andere kuddes in het land hadden er al voor gewaarschuwd. De Natuurbeschermingswacht Meppel en omstreken bijvoorbeeld reageerde op 13 december 1955 op een verzoek om informatie met onder meer: ‘U zult uit dit rapport ook op kunnen maken, dat het lichtvaardig aanvatten van een schaapskudde-exploitatie, financieel niet ongevaarlijk is.’ Die waarschuwing kregen de initiatiefnemers van meer kanten, maar ze lieten zich er niet door uit het veld slaan en zochten, later ook als stichtingsbestuurders, op alle mogelijke manieren naar inkomsten en bezuinigingen. Dat varieerde van het laten maken van prentbriefkaarten, pentekeningen en mapjes met foto’s die de herders tegen een kleine provisie verkochten tot het aantrekken van dierenartsen als bestuurslid, waardoor de geneeskundige kosten werden gereduceerd. Dat laatste kwam vooral in 1959 goed van pas toen enkele schapen last hadden van de zeer besmettelijke ziekte rotkreupel en het voorbestaan van de kudde al na een paar jaar ernstig werd bedreigd. Mede dankzij de dierenartsen uit Epe en Heerde, die belangeloze medewerking verleenden, bleef de schade in alle opzichten beperkt.
In 1965 stapelden de problemen zich op toen de herder met pensioen ging en de mogelijkheid verviel om ook voor zijn opvolger een beroep te doen op de sociale werkvoorziening, waardoor de stichting maar 10% van de loonkosten hoefde te betalen. Ze moest een herder in vaste dienst nemen en draaide volledig op voor zijn salaris. Het water stond haar aan de lippen, ook al omdat de gemeente Epe nauwelijks wilde meebetalen aan de kudde en de geldstromen van particulieren en verenigingen waren opgedroogd. De stichting deed opnieuw een dringend en ook emotioneel beroep op de bevolking en met succes, want veel burgers bleken ook bereid de portemonnee te trekken als zij daar geen schaap voor kregen, zoals bij de aanschaf van de eerste schapen in 1956.
En zo was er altijd wel iets. In de archieven zijn de notulen van de bestuursvergaderingen doordrenkt van financiële zorgen en de krantenartikelen van noodkreten en oproepen aan de bevolking om bij te dragen aan het voortbestaan. Dat kwam vooral door het ontbreken van vaste subsidieregelingen; het hing er maar net vanaf hoe de pet van de raadsleden stond hoeveel geld er werd bijgedragen. Elke keer weer werd de kudde gered door vooral de bevolking, die schapen en lammeren adopteerde en, als de nood het hoogst was en het eind in zicht leek, royaal doneerde.
Sinds beide gemeenten een vaste subsidieregeling (met een maximum) hebben vastgesteld waardoor ze samen ruwweg de helft van de benodigde inkomsten bijleggen en de provincie Gelderland ook een duit in het zakje doet (als vergoeding voor begrazing van terreinen van derden) om de gescheperde schaapskuddes in de provincie te behouden (alle drie ruim 20 mille), is een behoorlijke financiële basis gelegd. Heerde doet daarnaast nog wat extra door een schappelijke huurprijs voor de schaapskooi en hooischuur te vragen en op zeer creatieve wijze geld bij elkaar te harken om beide gebouwen afgelopen jaar van een nieuwe rieten kap te laten voorzien, zonder dat die forse investering tot een substantiële verhoging van de huurprijs heeft geleid.
Dat betekent niet dat het stichtingsbestuur achterover kan leunen. Elk jaar moet het minimaal 15.000 euro bijdragen aan de exploitatie. Vroeger was de verkoop van wol een belangrijke inkomstenbron, maar wol is tegenwoordig niets meer waard. De verkoop van schapen levert jaarlijks slechts ruim 6000 euro op. Naast wandelingen met herder Lammert Niesing en zijn kudde in de zomermaanden zijn er niet zo veel mogelijkheden om geld te verdienen, ook al omdat de schaapskooi in een natuurgebied ligt waardoor de gebruiksmogelijkheden beperkt zijn. De steun van sympathisanten is na 60 jaar dus nog steeds onmisbaar. Gelukkig dragen veel mensen bij met de adoptie van een lam (20 euro) of schaap (50 euro) en/of een jaarlijkse donatie (10 euro) en/of eenmalige gift, maar het baart het bestuur wel zorgen dat dat aantal afgelopen jaren is gedaald. Het is daarom naarstig op zoek naar andere bronnen van inkomsten en naar manieren om mensen die er niet aan moeten denken dat de kudde zou verdwijnen, ervan te overtuigen dat hun financiële steun daarvoor onmisbaar is.
Met eenmalige acties zoals in de afgelopen jaren van atletiekvereniging De Gemzen (Schaapskooirun), de Jumbo (statiegeldactie) en het rallyteam Ladies Only (Ali Visser en Suzan Buter) konden steeds wat uitgaven gedaan worden voor voorzieningen waarvoor binnen het budget van de stichting geen ruimte is, zoals de aanschaf van een behandelstraat en kantelapparaat, maar er staat nog meer op het verlanglijstje en er lopen geen nieuwe acties.